De oudste loopt al drie dagen te hyperen. “Gaan we al? Gaan we al? Zijn er ook andere kinderen?” De middelste klaagt en huilt alleen maar. “Ik lust geen duitse broodjes. Ik lust ze echt niet. Ik wil er niet heen. Waarom moeten we nou altijd weg”. De jongste pikt de vakantie-stress op en doet continu “WAAAAAAAAA”, dat is óf een leeuw, óf zijn zus/broer, daar ben ik nog niet achter.
Manlief al tien keer betrapt op zijn favoriete vakantie-uitspraken die uit de diepe binnenlanden van Mars komen: “We nemen maar één koffer mee. Wat we vergeten hebben, kopen we daar wel.” Ik kan hem wel schieten.
Alle opa's en oma's zijn langsgekomen, na mijn uitdrukkelijke instructies dat NIET te doen. Zelfs de schilder luisterde niet.“Van mij hebben jullie geen last, hoor, ik ben de hele dag buiten”. Ja, en toen regende het en ging hij binnen schuren.
Het is nu bijna negen uur. Kinderen slapen, schilder verboden morgen vóór tienen terug te komen, de laatste grootouders de deur uit gezet, de wasmachine en droger maken overuren en de stofzuiger kijkt me smekend aan.
Op vakantie gaan, dat went nooit. Hoe zou dat gaan in niet-ADHD-gezinnen?
Dag allemaal.