====================================

DEZE TEKST IS OOK TE DOWNLOADEN

ALS MS WORD BESTAND:

klik hier

====================================

-2- MOGELIJKHEDEN OP HET

GEDRAGSMATIGE GEBIED

In voorgaande paragraaf gaven wij een overzicht van de mogelijkheden voor problemen op het sociaal-emotionele gebied. Uitgangspunt bij het kijken naar het gedrag van een ADHD-kind blijft altijd de context waarin het gedrag plaatsvindt. Kun je in deze context geen oorzaken vinden, dan volgen hier mogelijkheden om problemen op het gedragsmatige gebied aan te pakken.

-2.1- BELONEN OM NIEUW GEDRAG AAN TE LEREN

Gedrag is iets dat aangeleerd kan worden. Dit geldt ook voor overbeweeglijk gedrag! Tevens kan overbeweeglijk gedrag als gevolg van een hersendysfunctie door leerprocessen worden verergerd.

Wanneer je in de klas het kind nieuw gedrag wilt aanleren, bijvoorbeeld vriendelijk zijn, zul je dit gedrag van tevoren duidelijk moeten omschrijven. ‘Vriendelijk zijn’ is namelijk te vaag voor het kind. Houdt vriendelijk zijn in dat je niet mag slaan of dat je de deur voor een ander open moet houden, of moet je misschien je speelgoed delen? Stap voor stap ga je deze kleine onderdelen van het geheel Vriendelijk zijn' aanleren. Ze moeten dan wel eerst eenvoudig en praktisch voor het kind zijn omschreven. Wanneer je het kind iets gaat leren wat makkelijk in concrete kleine stapjes is op te delen, kun je het beste bij het laatste stapje beginnen.

BIJVOORBEELD: JAS AANTREKKEN. JE BEGINT NU BIJ HET LAATSTE STAPJE: DE RITS NAAR BOVEN TREKKEN. DAAR VOLGT EEN AANMOEDIGING VOOR. DE VOLGENDE KEER BEGIN JE BIJ DE RITS VASTMAKEN. NA DEZE HANDELING VOLGT DE WEER BEKENDE HANDELING EN HEER HET KIND HET IDEE DAT HET HET GEHEEL AF HEEFT GEMAAKT. HET EINDIGT MET IETS BEKENDS EN KRIJGT DAARVOOR OOK ALTIJD WEER EEN BEMOEDIGING.

Is het niet mogelijk om het op een dusdanige manier aan te pakken, probeer dan altijd te beginnen met iets wat het kind al kan.

Voor het aanleren van nieuw gedrag heeft het kind aanmoediging nodig. Een aanmoediging is een vorm van een beloning. Als een kind een spontane beloning krijgt voor zijn gedrag, zal het dit gedrag herhalen en misschien nog wel iets nieuws erbij doen.

Een gouden regel bij het aanleren van nieuw gedrag is: “ALS GEDRAG METEEN AANGEMOEDIGD WORDT, VERGROOT DAT DE KANS DAT HET HERHAALD ZAL WORDEN.” Gedrag wordt tevens aangemoedigd als een niet-prettige toe-

stand ophoudt. Bijvoorbeeld: door te doen wat de juffrouw zegt, houdt ze op met zeuren.

In onze cultuur is het niet gewoon om te belonen. Straffen voor wat niet goed gaat, is veel gebruikelijker. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat:

1. Gewenst gedrag moeilijk zonder aanmoediging geleerd kan worden.

2. Straf dikwijls het ongewenste gedrag doet toenemen.

3. Aanmoedigen een kind zelfvertrouwen geeft.

Het geven van aanmoedigingen is daarnaast voor een kind met ADHD nog honderd keer belangrijker dan voor een ander kind. Het kind zal namelijk, ook al doet het nog zo goed zijn best, toch veel fouten maken. Zijn zelfvertrouwen wordt daardoor voortdurend ondermijnd.

c

Er zijn eigenlijk drie soorten van aanmoediging:

♦ De materiële beloning; dit is een beloning in de vorm van geld, stickers, snoep, enzovoort.

♦ De sociale aanmoediging; het geven van aandacht, een aai, lachen, bewonderend kijken, enzovoort.

♦ De aanmoedigende activiteit; even buiten mogen spelen, langer opblijven, even een computerspelletje doen, enzovoort.

Het geven van aandacht is een belangrijke beloning. Helaas is ook het geven van negatieve aandacht, in de vorm van straf, aandacht geven. Soms wordt straf daarom een aanmoediging voor ongewenst gedrag. Voor ADHD-kinderen zal materiële beloning in de beginfase van aanleren van nieuw gedrag een grote rol spelen. Het is voor de kinderen een duidelijk en concreet gebaar. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een stickerkaart. Is de kaart vol, dan krijgt het kind een snoepje of iets dergelijks. Belangrijk bij aanmoedigen is dat het over een lan-

gere tijd plaats moet vinden. Hierdoor krijgt het kind het structureel verband te zien tussen gedrag en beloning. Tevens moet de aanmoediging altijd meteen plaatsvinden. Als er te lange tijd overheen gaat tussen gedrag en beloning is het verband voor het kind niet meer duidelijk. Beter meteen een kleine beloning dan na verloop van lange tijd één grote.

3.2. STRAFFEN OM GEDRAG AF TE LEREN

In de vorige paragraaf hebben we al even gesproken over het geven van aanmoediging op ongewenst gedrag, waardoor het ongewenste gedrag blijft bestaan. Deze aanmoediging kan zijn in de vorm van aandacht, beloning (bijvoorbeeld: kind is erg druk in supermarkt, krijgt een ijsje om rustig te blijven), preken, mopperen, zeuren, slaan. Daarnaast is nog bekend dat ongewenst gedrag het hardnekkigst blijft voortbestaan als het niet altijd wordt beloond, maar zo af en toe. Probeer dus consequent te zijn. Wees je bewust van je reacties op ongewenst gedrag en bekijk of hier misschien een aanmoediging.voor het kind in zit om verder te gaan met zijn ongewenste gedrag. De tegenpool van aanmoediging is straf. Straffen is een kwestie op zich, waar je voor- en tegenstanders van hebt. Het blijft echter een feit dat ongewenst gedrag afgeleerd moet worden. Logische, beperkte en consequente straffen kunnen hierbij een hulpmiddel zijn. We moeten ons echter wel bewust zijn van de nadelen die aan straffen - en vooral agressieve straffen -kleven:

♦ vaak zijn de resultaten maar van korte duur;

♦ agressieve straffen zijn een slecht voorbeeld, v/at slecht gedrag doet volgen;

♦ straffen kan de stemming in de groep goed verzieken;

♦ aan straffen zit een zekere beperking, je kunt niet aan het straffen blijven;

♦ vaak houdt het kind zijn ongewenste gedrag langer vol dan jij je straf;

♦? vaak blijkt straf een aanmoediging in plaats van ontmoediging te zijn, of straf werkt is niet altijd duidelijk;

♦ straf heeft vaak alleen maar het gewenste effect als degene die straft in de buurt van het kind blijft;

♦ het kind kan het verband gaan leggen tussen degene die straft en de straf, waardoor de relatie in gevaar komt;

♦ als het kind vaak gestraft wordt, kan zich een gevoel van minderwaardigheid ontwikkelen.

Als een paal boven water staat dat straf snel aan kinderen duidelijk maakt dat hun gedrag niet gewenst is. Soms is dit noodzakelijk. Verwacht echter geen blijvende resultaten als je ook niet direct het tegenovergestelde juiste gedrag aanleert en aanmoedigt! Maak daarnaast ook altijd goed duidelijk dat je het gedrag van het'kind afwijst en niet het kind zelf. Dit kun je bijvoorbeeld doen door te zeggen: “Ik vind jouw gedrag op dit moment niet leuk.” Hiermee trek je de boodschap naar jezelf toe, jij vindt het niet leuk. Je keurt alleen het gedrag af en niet het kind. Dit in tegenstelling tot bij een opmerking als: “Jij bent vervelend.” Toch zul je duidelijk aan het kind moeten laten merken dat het ongewenst gedrag vertoont. Een andere mogelijkheid hiertoe is het verbinden van negatieve gevolgen aan het ongewenste gedrag. In het algemeen blijkt namelijk dat gedrag dat onaangename gevolgen heeft, zal verminderen. Een kind dat geld gestolen heeft, zal hard moeten werken om het geld terug te betalen. Wanneer het moeilijk is een consequentie te bedenken die rechtstreeks op het ongewenste gedrag volgt, kun je privileges intrekken. Bijvoorbeeld: geen half uurtje voor jezelf aan het eind van de dag. Voorwaarde bij dit alles is wel dat het kind van tevoren weet wat de consequentie van zijn gedrag is: “Als je dit nog één keer doet, dan ….”Je moet je hierbij wel bedenken dat kinderen met ADHD veel minder snel lering trekken uit de

negatieve consequenties dan andere kinderen. Ook zul je heel duidelijk moeten zijn in het aangeven van de consequenties. Als het kind laat blijken dat het hem niets doet, moet je je daar niet door van de wijs laten brengen. Het is belangrijk om bij je eigen standpunt te blijven!

Wanneer je straft als reactie op ongewenst gedrag moet je de straf die volgt wel net zo lang volhouden totdat het ongewenste gedrag opgehouden is. Doe je dit niet, dan zal het kind het ophouden van de straf als een aanmoediging zien. Het is een beloning voor het feit dat hij z'n ongewenste gedrag zo lang heeft volgehouden.

Als laatste van dit onderdeel volgen hier nog een aantal andere hulpmiddelen om het ongewenste gedrag af te leren.

1. SCOOR HET GEWENSTE GEDRAG.

Probeer een manier te verzinnen waarop je kunt bijhouden hoe vaak het gewenste gedrag voorkomt. Maak er eventueel een grafiekje van, zodat in één oogopslag duidelijk wordt hoe het gaat. Soms is het moeilijk de hele tijd op te letten. Dan kan het ook best steekproefsgewijs. Bijvoorbeeld: zit hij nog op z'n stoel of is hij aan het werk. Voor het kind kun je dit heel goed als aanmoediging gebruiken: “Moet je kijken hoe goed het gaat”, of: “Kom op, je kan het best beter.” Laat het kind ook zelf zijn gedrag scoren. Bespreek dit voor- en achteraf.

2. DE TAVA-METHODE: TOTALE AFZONDERING VAN AANMOEDIGING.

In het kort komt het hierop neer dat je het kind als reactie op één bepaalde ongewenste gedraging in een ruimte afzondert. Deze ruimte mag voor hem geen enkele aanmoediging bevatten. Natuurlijk mag het geen donkere of angstaanjagende ruimte zijn. Het is absoluut niet hetzelfde als het vroegere opsluiten in de kast, kelder of kolenhok! Anderzijds is het kamertje van de directeur ook niet geschikt, omdat het kind dit wel eens leuk of spannend zou kunnen vinden. Het blijkt dat bij goed gebruik Yan TAVA

het ongewenste gedrag in korte tijd afgeleerd kan worden. Voorwaarde hierbij is wel dat je tegelijkertijd ook een aanmoedigingsprogramma moet beginnen voor het tegenovergestelde, juiste gedrag. Tevens zal TAVA meestal niet lang zijn, maar slechts enkele minuten. Ook moet je niet ook nog eens gaan mopperen. De zin: “Je hebt gevochten, ga in TAVA” is voldoende.

Wij denken dat je bij het gebruik van TAVA goed op de hoogte moet zijn van de ‘spelregels’. Tevens moet er overleg hebben plaatsgevonden met de ouders. Als je meer wil weten over TAVA kun je dit vinden in het boek ZIT STIL! van Theo Compernolle. Zo op het eerste gezicht lijkt het misschien erg hard, maar wanneer je het goed met het kind bespreekt en het kind begrijpt waarom het gebeurt, blijkt het een heel goed middel om snel één bepaalde ongewenste gedraging af te leren.

3. EEN NOODREM: HET KIND LICHAMELIJK IN BEDWANG HOUDEN.

In het uiterste geval, wanneer het kind helemaal over zijn toeren raakt, heb je als laatste mogelijkheid het lichamelijk in bedwang houden van het kind. Dit zal hopelijk niet vaak voorkomen. De juiste toepassing van deze methode betekent enkel in noodsituaties en altijd liefdevol, rustig en kordaat. Hiervoor neem je het kind op schoot met zijn rug tegen je aan. Je kruist zijn armen over zijn borst en neemt zijn handen in die van jou. Ook sla je je benen om die van hem; doe hem echter geen pijn. Houdt dit vol totdat het kind tot rust is gekomen. Je moet niet praten of schelden. Je kunt wel zeggen: “Ik laat je los als je rustig bent.”

Voorwaarde bij deze noodgreep is dat er geen andere kinderen in de buurt zijn. Het zou voor hen een heel vervelend gezicht kunnen zijn. Ook moet je zelf rustig en beheerst zijn. Als leerkracht moet je je tevens realiseren dat je je zo in een kwetsbare positie bevindt. Neem na zo'n noodgreep ook altijd direct contact met de ouders op om het uit te leggen. Beter is nog om van te-

voren met de ouders te bespreken wat je in een noodsituatie doet.

-2.3 AFSPRAKEN MAKEN

Behalve belonen en straffen is er ook de mogelijkheid om een beroep te doen op de zelfbeheersing van het kind. Probeer het kind uit te dagen zelf iets aan zijn gedrag te doen. Samen met het kind bespreek je een probleem, bijvoorbeeld dat het kind steeds opstaat en van zijn stoel wegloopt. Met het kind bedenk je een doel, bijvoorbeeld ‘niet meer zomaar opstaan en weglopen’. Hieraan koppel je een beloning, bijvoorbeeld: “Wanneer je dit twee uur volhoudt, krijg je… (een sticker, een kaart)”, of: “Wanneer je dit twee uur volhoudt, mag je … (even op de computer, een half uur vrij besteden)”. Je stelt eigenlijk een soort contract op met het kind. Dit blijkt erg goed te werken. Ter aanmoediging kun je het kind zijn eigen gedrag laten registreren op een kaart, bijvoorbeeld door elk half uur een kruisje te zetten. Het is voor het kind moeilijk zijn eigen gedrag zelfstandig bij te sturen. Als leerkracht kun je hem helpen door een teken af te spreken dat je geeft wanneer je ziet dat hij bijna de afspraak vergeet, bijvoorbeeld dat je even over je wang aait of achter je oor krabt. Dit is bedoeld als waarschuwing voor het kind zonder dat de groep het verder merkt. Pikt het kind het op, dan kan het hem helpen zijn gedrag op tijd bij te sturen.

- PlCTOGRAMMEN

Doordat het kind van zichzelf structuurarm is, heeft het er behoefte aan dat een ander structuur voor hem aanbrengt. Als het kind de dag die voor hem ligt niet kan overzien, is dit een garantie voor gedragsmoeilijkhe-den. Om op een eenvoudige manier structuur in de schooldag aan te brengen is het gebruik van pictogrammen heel geschikt. Hiermee wordt het dagritme aangegeven. Aan het begin van de dag hang je samen met de kinderen de platen in de juiste volgorde voor de ochtend. Aan het begin van de

middag doe je dit voor de rest van de dag. Niet alleen voor het ADHD-kind brengt dit een stukje rust, maar ook voor de andere kinderen. Oudere kinderen zou je een rooster kunnen geven zodat zij weten wat hen te wachten staat. Wanneer er veranderingen in het rooster optreden moet je dit wel duidelijk van tevoren melden.